380 gebarenkaarten
380 Gebarenkaarten
om Vlaamse Gebarentaal te oefenen

 

Oefen de woorden uit onze cursus aan de hand van deze gebarenkaarten. Ter controle staat op de achterzijde het gebaar en via de QR-code kan je de bijhorende video bekijken.

€ 79

  

Gebaren wordt kinderspel

Gebaren leren doe je het best door te oefenen en oefenen… is leuker in spelvorm. Met onze gebarenkaarten kan je alleen of samen oefenen en leer je vlot de woorden vanuit onze online cursus.

Welk spel speel je met de kaarten? Dat bepaal je helemaal zelf! Enkele suggesties: om ter meeste kaarten verzamelen in 30 seconden, om de beurt een kaart trekken, raden of de andere(n) het gebaar zullen kennen, ...



Gebarenkaarten

Wat?

Dit zijn 380 gebarenkaarten om gebaren te leren of in te oefenen. Op de voorzijde staat een tekening of woord. Denk na of je het gebaar hiervoor kent. Weet je het niet (meer 100 %)? Bekijk dan de achterzijde voor het gebaar zelf of bekijk de bijhorende video via de QR-code.

Voor wie?

Voor iedereen die graag spelend leert, voor al wie niet constant achter een scherm wil plakken om gebaren in te oefenen en voor mensen die graag materiaal hebben om mee aan de slag te gaan. Klik hier om de lijst met woorden van alle gebarenkaarten te bekijken.

Waar?

Deze kaarten kan je overal gebruiken waar het jou gemakkelijk lijkt. In je zetel, op school, tijdens een familiefeest. Let op: als je de video’s via de QR-code wil zien, heb je een smartphone of tablet met internetverbinding nodig.

Waarom?

Dit is een andere vorm om gebaren te oefenen of leren dan de online cursus. De woorden op de gebarenkaarten komen ook in de cursus voor. Deze kaarten kunnen dus aanvullend dienen, maar kunnen evengoed los van de cursus gebruikt worden.



Speltips

Al spelend leren is plezant! Met de gebarenkaarten kan je verschillende spelletjes doen. Door te spelen oefen je spontaan en gemakkelijk de gebaren. Deze spelletjes zijn ook een aanrader voor leerkrachten, opvoeders, familie of gezinnen, zelfs als je geen link hebt met gebarentaal! Heel laagdrempelig én op een leuke manier maak je kennis met gebarentaal.

  1. Durven gebaren
    Raad wat het gebaar kan zijn (niet op achterzijde kijken!). Hierdoor leer je durven en visueel nadenken. Als je bijvoorbeeld een wandelende kip nadoet, zal men je waarschijnlijk ook begrijpen, ook al is het gebaar voor het woord ‘kip’ niet hetzelfde. Fouten bestaan niet met dit spel. Het gaat om het durven.

  2. Beurtenkaarten
    Trek om de beurt een kaart. Leer zo samen gebaren op een rustige manier.

  3. 30 secondenspel
    Verzamel zoveel mogelijk kaarten in 30 seconden. Hoeveel kaarten kan jij gebaren binnen de tijd? Wie doet het beter? Doe dit om de beurt.

  4. Rara, kent iemand het gebaar?
    Raad of de andere het gebaar zal kennen. Trek een kaart en bedenk of je tegenstander het gebaar al kent. Als je het juist raadt, verdien je een punt (turven). Als de tegenstander het juist kan gebaren, krijgt hij (ook) een punt. Wie kent het meeste gebaren? Als het gebaar niet gekend is: oefen dan via de achterzijde.

  5. Van waar komt het gebaar?
    Denk samen na over waarom het gebaar zo is. Wat is de reden dat men het zo gebaart? Het grootste deel van de kaarten kan je herkennen. Bijvoorbeeld: het gebaar voor thee komt van hoe je het theezakje in de tas sopt. Door te begrijpen vanwaar het gebaar komt, kan je het beter onthouden.

  6. Rolnemen
    Doe aan rolnemen met de gebarenkaarten. Geef je tegenstander een bijvoeglijk naamwoord erbij (snel, traag, groot, klein, oud, fier, …). Je trekt bijvoorbeeld de kaart olifant en krijgt als bijvoeglijk naamwoord ‘fier’. Dan probeer je te doen alsof jij zelf een fiere olifant bent: schouders recht, kin hoog, in het rond kijkend. Je kan met je handen de oren nadoen en fier flapperen, de slurf elegant nadoen, met je vuisten de poten al wandelend nadoen. Denk na over alle verschillende elementen die een olifant heeft en probeer ze visueel te maken met je handen, mimiek en houding.

  7. Geheugenspel
    Variant van ‘ik ga op reis en neem mee’: trek een kaart en voer het gebaar uit. Leg ze op tafel. Vanaf dat moment mag je niet meer naar de achterzijde kijken. De volgende trekt een kaart en legt ze bij in het rijtje op tafel. Vervolgens moet hij het hele rijtje gebaren. Zo blijft het rijtje aangevuld worden. Als je iets fout gebaart of niet meer weet van in het rijtje, ben je verloren.

Prijs
€ 79
  • Geen verzendkosten.
  • 380 gebarenkaarten,
    inclusief doos.
  • Formaat kaarten:
    10,5 x 7,4 cm (A7)
  • Formaat doos:
    21 x 14,8 x 5 cm
  • Je steunt VGT Leren.
  • De prijzen zijn inclusief 21% btw.
  • Vragen of opmerkingen? Contacteer ons gerust.


Veelgestelde vragen


Ja, de twee foto’s op de achterzijde maken duidelijk hoe je het gebaar moet doen. Als je twijfelt, kan je de omschrijving erbij nog lezen. Die omschrijft de beweging meer. Als je het gebaar echt wil zien als voorbeeld, kan je de bijhorende QR-code scannen. Vervolgens zie je een video waarin het gebaar wordt voorgedaan.
Alle kaarten zijn in Vlaamse Gebarentaal. Er werden voornamelijk gebaren gebruikt die door het VGTC erkend zijn als ‘Vlaams’. Als er geen Vlaamse variant voorhanden was, namen we (meestal) de Antwerpse variant.
Ja, kinderen vinden het heel leuk om al spelend te leren. Het grootste deel van de kaarten is voorzien van een tekening om het zo visueel mogelijk te maken. Dit is voor volwassenen ook vaak handig om te zien van waar het gebaar komt.

380 gebarenkaarten

Dit is een overzicht van alle gebaren (per thema) die in een set gebarenkaarten zitten.

begroetingen

  • hallo
  • goedemorgen
  • goedenavond
  • goedemiddag
  • slaapwel
  • alles goed?
  • tot ziens
  • welkom

personen (aanwijzen)

  • ik
  • jij
  • wij
  • hij/zij
  • jullie
  • mijn
  • jouw/van jou
  • van mij

vraagwoorden

  • wie
  • wat
  • waar
  • wanneer
  • waarom
  • hoe
  • hoeveel

jezelf voorstellen

  • handalfabet
  • naam
  • naamgebaar
  • wonen
  • werk/beroep
  • kind
  • doof
  • horend
  • jongen
  • meisje
  • man
  • vrouw
  • hobby
  • hebben
  • huisdier

groenten

  • wortel
  • tomaat
  • sla
  • ui
  • prei
  • spinazie
  • spruitjes
  • rode kool
  • witte kool
  • paprika
  • aardappel
  • broccoli
  • bloemkool
  • radijs

eten

  • friet
  • hamburger
  • ketchup
  • mayonaise
  • lasagne
  • pizza
  • spaghetti
  • vis
  • vlees
  • kip
  • peper
  • zout
  • krab
  • kreeft
  • mossel
  • zalm

ontbijt

  • croissant
  • confituur
  • choco
  • pistolet
  • stokbrood
  • brood
  • boter
  • ei
  • kaas
  • hesp
  • salami
  • yoghurt

fruit

  • appel
  • banaan
  • citroen
  • aardbei
  • druif
  • kers
  • peer
  • perzik
  • pruim

dranken

  • bier
  • cola
  • melk
  • water
  • rode wijn
  • witte wijn
  • thee
  • koffie

dagen

  • maandag
  • dinsdag
  • woensdag
  • donderdag
  • vrijdag
  • zaterdag
  • zondag

tijdsbegrippen

  • vandaag
  • morgen
  • gisteren
  • overmorgen
  • eergisteren
  • volgende week
  • twee weken
  • drie weken
  • vorige week
  • twee weken geleden
  • drie weken geleden
  • jaar
  • eeuw
  • vroeger/verleden
  • later/toekomst

getallen

  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12

maanden

  • januari
  • februari
  • maart
  • april
  • mei
  • juni
  • juli
  • augustus
  • september
  • oktober
  • november
  • december

uren

  • één uur
  • twee uur
  • drie uur
  • vier uur
  • vijf uur
  • zes uur
  • zeven uur
  • acht uur
  • negen uur
  • tien uur
  • elf uur
  • 12 uur
  • half 12

kleuren

  • oranje
  • groen
  • geel
  • roos
  • wit
  • bruin
  • grijs
  • zwart
  • rood
  • blauw
  • paars

familie

  • moeder/mama
  • vader/papa
  • broer
  • zus
  • grootmoeder/oma
  • grootvader/opa
  • zoon
  • dochter
  • kleindochter
  • kleinzoon
  • nonkel
  • tante
  • schoonmoeder
  • schoonvader
  • schoonbroer
  • schoonzus

relaties

  • baby
  • tweeling
  • ouders
  • volwassen
  • meneer
  • mevrouw
  • partner
  • gescheiden
  • getrouwd
  • vrienden
  • buur

kleding

  • broek
  • t-shirt
  • trui
  • jeans
  • hemd
  • onderbroek
  • kous
  • riem
  • das
  • jurk
  • rok
  • pak
  • schoen
  • wandelschoen
  • sandalen
  • laars

sport

  • voetbal
  • volleybal
  • judo
  • karate
  • basketbal
  • wandelen
  • fietsen
  • zwemmen
  • golf
  • turnen/gymnastiek

het weer

  • zon
  • wolken
  • regen
  • mist
  • bliksem
  • regenboog
  • sneeuw
  • wind
  • tornado

voertuigen

  • fiets
  • auto
  • bus
  • vrachtwagen
  • tram
  • trein
  • vliegtuig

beroepsleven

  • baas
  • team
  • collega
  • personeel
  • vergadering
  • bespreken
  • verkopen
  • verslag
  • klant
  • afspraak
  • helpen
  • oplossen
  • solliciteren
  • taak
  • burn-out

bureau-artikelen

  • balpen
  • gom
  • map
  • lat
  • perforator
  • potlood
  • punaise
  • rekenmachine
  • schaar

technologie

  • computer
  • laptop
  • muis
  • printer
  • scanner
  • scherm
  • tablet
  • telefoon
  • toetsenbord

boerderijdieren

  • ezel
  • kalkoen
  • geit
  • haan
  • hond
  • poes
  • kip
  • koe
  • konijn
  • kuiken
  • muis
  • paard
  • schaap
  • stier
  • varken

dierentuin

  • dromedaris
  • giraf
  • aap
  • leeuw
  • neushoorn
  • nijlpaard
  • olifant
  • flamingo
  • zebra

bij de apotheek

  • siroop
  • pleister
  • tablet
  • pil
  • zalf
  • thermometer
  • spuit

woonkamer

  • gordijn
  • tv
  • tafel
  • zetel

keuken

  • microgolfoven
  • dampkap
  • koelkast
  • keukenkast
  • oven

badkamer

  • bad
  • spiegel
  • wc
  • douche
  • lavabo
  • mat
  • bed

slaapkamer

  • mat
  • bed
  • nachtkastje
  • kussen
  • raam

bij de dokter

  • dokter
  • ziek
  • gezond
  • stethoscoop
  • wachtkamer
  • verzorgen
  • koorts
  • hoofdpijn
  • hoesten
  • niezen
  • verkouden
  • griep
  • rugpijn
  • flauwvallen
  • astma

lichaamsverzorging

  • zeep
  • shampoo
  • handdoek
  • washandje
  • kam
  • tandenborstel
  • tandpasta
  • nagelschaar
  • nagelknipper
  • scheerapparaat
  • haardroger
  • pincet
  • haargel
  • parfum
  • deodorant

lichaam

  • hoofd
  • mond
  • tand
  • neus
  • oor
  • oog
  • maag
  • darmen
  • longen
  • lever
  • hart
  • hersenen
  • hals

lichaam

  • schouder
  • borstkas
  • elleboog
  • DNA
  • voet
  • vinger
  • buik
  • arm
  • hand
  • heupen
  • dij
  • knie
  • benen